Aanvullend onderzoek

Vaak blijkt uit de flora- en fauna quickscan dat negatieve effecten op beschermde planten- en/of diersoorten niet zijn uitgesloten. In dat geval is verdiepend ecologisch onderzoek noodzakelijk. Natuurlink kan dit onderzoek voor je uitvoeren.

Vleermuisonderzoek

Vleermuizen zijn één van de beschermde diersoorten, waarbij de mogelijke aanwezigheid bij ruimtelijke ontwikkelingen of bouwprojecten, vaak niet kan worden uitgesloten. In dergelijke gevallen zal de conclusie van een quickscan doorgaans aangeven dat aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek is een intensief proces dat we volgens een strikt voorgeschreven protocol moet uitvoeren.

Het vleermuisonderzoek vindt doorgaans plaats tussen 15 mei en eind september en omvat zowel een zomeronderzoek als een najaarsonderzoek. Gedurende deze periode worden ten minste vijf veldbezoeken uitgevoerd. Tijdens elk bezoek worden specifieke functies onderzocht die een gebouw voor vleermuizen kan vervullen. Dit kan variëren van een rustplaats tot een voortplantingslocatie, een paringsplek of een overwinteringsplaats.

Voor elk van deze functies moet worden aangetoond, dan wel uitgesloten, dat deze zich binnen de invloedsfeer van het geplande project bevindt. Deze zorgvuldige aanpak is essentieel om te voldoen aan de wet- en regelgeving omtrent natuurbescherming en om eventuele verstoring van vleermuispopulaties te voorkomen.

Huismus- en gierzwaluwonderzoek

In Nederland zijn alle vogels beschermd op het moment dat ze broeden. Als vogels niet broeden dan zijn de nesten niet beschermd. Er zijn echter een aantal soorten waarvan het nest jaarrond beschermd is. In de bebouwde omgeving zijn dat onder andere de gierzwaluw en de huismus. Deze nesten mogen nooit worden aangetast. Indien we nestlocaties van deze beschermde diersoorten niet op voorhand kunnen uitsluiten, dienen we nader onderzoek te doen.  Dit onderzoek dienen we volgens voorgeschreven protocol uit te voeren. Voor het onderzoek naar de huismus gaat dat om twee veldbezoeken tussen 1 april en 15 mei, waarbij er minimaal 10 dagen tussen de bezoeken moet zitten. Voor gierzwaluwen zijn er drie bezoeken nodig tussen 1 juni en 15 juli waarvan er minimaal één in juli moet plaatsvinden.

Overige beschermde diersoorten

Vogels.
Onderzoek naar de huismus, gierzwaluw en vleermuis komt relatief vaak voor, maar er zijn veel andere soorten die ook negatieve effecten kunnen ondervinden van ruimtelijke ontwikkelingen. Indien beschermde diersoorten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten dan is het vaak ook noodzakelijk naar deze soorten onderzoek uit te voeren. Ook voor deze soorten zijn er vaak landelijk voorgeschreven protocollen die we moeten volgen.

Wij kunnen onderzoeken uitvoeren naar alle vogelsoorten. Soorten waar soms ook aanvullend onderzoek naar uitgevoerd moet worden zijn roofvogels waaronder uilen. Deze soorten zijn vaak te vinden rond onze bebouwing en zijn vaak erg gevoelig voor verstoring. Ook de kap van bomen kan negatieve effecten hebben op holenbroeders zoals spechten.

Overige zoogdieren.
Soms kunnen grondgebonden zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de boommarter, steenmarter en das niet worden uitgesloten. Ook voor al deze soorten is specialistisch onderzoek noodzakelijk om de aanwezigheid aan te tonen dan wel uit te sluiten. Ook deze onderzoeken kan Natuurlink uitvoeren.

Amfibieën
Bij ontwikkelingen in de nabijheid van wateren kunnen beschermde amfibieën vaak niet op voorhand worden uitgesloten. Deze beschermde diersoorten komen niet alleen in het water voor, maar hebben ook een zomer- en winterhabitat. Voorbeelden hiervan zijn de heikikker, rugstreeppad, poelkikker, kamsalamander en alpenwatersalamander. Natuurlink kan voor je onderzoeken of deze soorten aanwezig zijn binnen het projectgebied of kan er voor zorgen dat deze niet aanwezig zijn op het moment dat een initiatief wordt uitgevoerd, waardoor er ook geen negatieve effecten kunnen optreden.

Reptielen

Deze dieren zijn vaak te vinden in verschillende soorten landschappen: heidevelden, graslanden, bossen en ook vochtige omgevingen zoals oevers en moerasgebieden. Soorten die hieronder vallen zijn bijvoorbeeld de gladde slang, muurhagedis en zandhagedis. Deze dieren kunnen ernstige hinder ervaren als hun favoriete schuil- of broedplaats wordt verstoort of vernietigd.

Het onderzoek naar deze beschermde diersoorten wordt uitgevoerd in de lente en vroege zomer, dan zijn zij namelijk het meest actief. Potentiële schuilplekken zijn bijvoorbeeld rotsen, takkenbossen en bomen. Naast het zoeken naar deze plaatsen wordt ook de omgevingstemperatuur en het type vegetatie in kaart gebracht, omdat reptielen gevoeliger zijn voor bepaalde klimaatomstandigheden. Vangwege hun schutkleur en schuwe gedrag is het onderzoek naar deze soorten complexer.  

Ontheffing aanvragen

Nadat we met aanvullend onderzoek hebben aangetoond dat beschermde soorten gebruik maken van het projectgebied, moet er een ontheffing worden aangevraagd. In de ontheffingsaanvraag wordt aangegeven hoe de negatieve effecten op beschermde diersoorten kan worden voorkomen. Naast de kosten van het opstellen van de aanvraag worden er per provincie leges gevraagd, deze verschillen per provincie.

De ontheffing bevat vaak maatregelen die de impact op de natuur minimaliseren, zoals het verschuiven van werkzaamheden naar een minder gevoelig tijdstip of het inrichten van compensatiegebieden voor de getroffen soorten. Er wordt zorgvuldig omgegaan met de ecologische waarden van het gebied dan wel diens soorten.

Door de ogen van de natuur